De Short-Title Catalogue Netherlands (STCN) is de retrospectieve nationale bibliografie van Nederland voor de periode 1460-1801. Ruim 200.000 titels en meer dan 600.000 exemplaren van in Nederland of in de Nederlandse taal gedrukte boeken zijn in de bibliografie opgenomen. Een klein percentage hiervan is beschreven als een druk met muzieknoten. Een groot deel van deze werken bevindt zich in de Collectie NMI.

Zoeken in de STCN


Ellen Kempers
2009, bewerkt 2022

In dit artikel worden dertien bijzondere uitgaven besproken die in de STCN zijn beschreven en tegelijkertijd de veelzijdigheid van de collectie van het NMI illustreren. Ze zijn gerangschikt naar de vier deelcollecties waartoe ze behoren en het jaar van uitgave:

1 | Collectie Scheurleer: 1601, 1612, 1646, 1744.

De muziekhistorische verzameling van de Haagse bankier Daniël François Scheurleer vormde vanaf 1935 de kern van de muziekhistorische afdeling van het Haags Gemeentemuseum. Sinds 2000 is de verzameling onderdeel van de NMI-collectie.

2 | Collectie Musica Neerlandica: 1723, 1725, 1750, 1762.

Een van de twee grote verzamelingen die de Haagse violist Willem Noske tijdens zijn leven heeft aangelegd. In deze collectie zijn vooral muziekwerken opgenomen die het Nederlandse muziekleven in de ruimste zin "documenteren". Deze collectie vormt mede met de Scheurleer-verzameling sinds 2000 de basis van het NMI.

3 | Vioolcollectie Willem Noske: 1767, 1785.

De andere grote verzameling die Willem Noske tijdens zijn leven heeft bijeengebracht omvat ca. 27.000 titels van het internationale vioolrepertoire door de eeuwen heen. Deze collectie is in 2004 verworven.

4 | Collectie Théâtre-Français de La Haye: 1752, 1758, 1775.

De collectie van het Théâtre-Français de La Haye bestaat onder meer uit een groot aantal Franse toneelstukken. Deze zijn vooral in de achttiende eeuw in Den Haag opgevoerd door het gelijknamige gezelschap.

 

1601: Joachim van den Hove, Florida

Collectie Scheurleer

In de Nederlanden was de luit in de zestiende eeuw een bijzonder populair muziekinstrument. Vooral in de Zuidelijke Nederlanden verschenen hiermee in de periode 1545 tot 1575 veel bundels met gedrukte luitmuziek. Een belangrijke kennisbron voor het luitrepertoire van de Nederlanden is het handgeschreven 'Luitboek van Thysius' dat zich in de universiteitsbibliotheek van Leiden bevindt. Net als dit luitboek bevat ook Joachim van den Hove's Florida fantasieën, intavolaties van madrigalen, chansons, motetten, dansen, psalmen en liedzettingen voor luitsolo. Per nummer zijn de zangpartijen, die in gewoon notenschrift weergegeven zijn, naast de luitpartij geplaatst. De luitpartijen zijn gedrukt in zogenaamde tabulaturen (greepnotaties).

Joachim van den Hove (1567-1620) groeide als zoon van een rondtrekkend muzikant op in Antwerpen. Het is waarschijnlijk dat hij les heeft gehad van de Antwerpse luitspeler Emanuel Andriessen. Van deze werd in 1584 de bundel Pratum musicum uitgegeven door Petrus Phalesius jr. Dit werk bevindt zich eveneens in de Collectie Scheurleer. Van den Hove heeft zich aan het eind van de zestiende eeuw gevestigd in Leiden waar hij als luitspeler werkte en waar hij in 1594 trouwde met Anna Rodius (de Roy) uit Utrecht. Frederik Hendrik, de latere stadhouder en prins van Oranje behoorde tot zijn leerlingen.

Florida ('Bloemenpracht') is in 1601 in Utrecht uitgegeven door Salomon de Roy en zijn compagnon Jan Willemszoon van Rhenen. De bundel is opgedragen aan zijn leerling Frederik Hendrik. De Roy was vanaf 1590 boekdrukker en boekverkoper in Utrecht en sinds 1593 ordinaris drukker van de Staten van Utrecht. Hij was verwant met Van den Hove's vrouw, die waarschijnlijk zijn zus was.

1601 STCN Joachim van den Hove Florida Collectie Scheurleer 1 tn   1601 STCN Joachim van den Hove Florida Collectie Scheurleer 2 tn

1612: Jan Pieterszoon Sweelinck, Rimes françoises et italiennes

Collectie Scheurleer

Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) werd in Deventer geboren. Hij was de oudste zoon van Pieter Sywertszoon en Elsgen Sweling, dochter van de Deventer stadschirurgijn Johan Zwelick. Jan Pieterszoon kreeg de achternaam van de moeder vanwege de vooraanstaande positie van haar familie. In 1564 verhuisde het gezin naar Amsterdam waar zijn vader organist en clavecinist werd in dienst van de Oude Kerk (voorheen St. Nicolaaskerk). Doordat de stad Amsterdam in 1578 door de Alteratie over was gegaan tot het hervormde geloof kwam Jan Pieterszoon toen hij in 1580 zijn vader opvolgde in dienst van de stad en werd stadsorganist.

Opmerkelijk is dat tijdens zijn leven geen enkel klavier- of orgelwerk in gedrukte vorm is verschenen. Deze werken zijn voor een groot deel alleen maar overgeleverd in manuscripten van leerlingen en bewonderaars. Zijn vocale werken daarentegen zijn wel allemaal gedrukt. In de Scheurleer-collectie bevinden zich diverse originele eerste drukken, waaronder de Psalmen Davids in 3 livres op berijmingen van Marot en De Bèze met polyfone bewerkingen van de Geneefse psalmen, die tussen 1604 en 1614 in Amsterdam gedrukt werden.

Zijn bundel met twee- en driestemmige wereldlijke madrigalen en chansons, de Rimes françoises et italiennes, is in 1612 gedrukt door de Leidse Officina Plantiniana. Dit bedrijf werd geleid door de kleinzoon van de Antwerpse drukker Christoffel Plantijn, Frans van Ravelingen (Raphelengius) jr.

1612 STCN Jan Pieterszoon Sweelinck Rimes francoises et italiennes Collectie Scheurleer 1 tn   1612 STCN Jan Pieterszoon Sweelinck Rimes francoises et italiennes Collectie Scheurleer 2 tn

1646: Jacob van Eyck, Der fluyten lust-hof

Collectie Scheurleer

Jacob van Eyck (c. 1590-1657) werd in 1625 beiaardier van de Utrechtse Dom en later ook van de Janskerk, de Jacobikerk en het stadhuis. Als "directeur van de klokwerken" wist hij vele verbeteringen door te voeren in het klokkenbestand in Utrecht.

Van Eyck is tegenwoordig vooral bekend als de blinde blokfluitvirtuoos die in opdracht van het kapittel van Sint Jan tegen een vorstelijke beloning concerten gaf om '(..) wandelende luijden opt kerckhoff somwijlen savons mit het geluijt van sijn fluijtien te vermaecken'.

Hij speelde vooral improvisaties op volksliedjes, psalmvariaties en zelfbedachte melodieën. Deze populaire wijsjes werden in 1644 onder Van Eyck's supervisie door Paulus Matthysz in Amsterdam uitgegeven onder de titel Euterpe oft Speel-Godin, eerste deel. Van Eyck droeg Euterpe op aan zijn neef Constantijn Huygens.

Dit buitengewoon populaire werk is meerdere keren herdrukt, maar slechts in enkele exemplaren bewaard gebleven. In 1646 verscheen als tweede deel een vervolgdeel van Euterpe. Dit deel kreeg de titel Der fluyten lust-hof, tweede deel. In 1649 werd de Euterpe zelf herdrukt met dezelfde titel.

Paulus Matthysz werkte als boekdrukker en boekverkoper in Amsterdam. Zijn winkel 'In 't Musyckboeck' was gevestigd in de Stoof-Steegh. Matthysz publiceerde diverse collecties met instrumentale muziek van lokale componisten zoals Van Eyck, Joan Albert Ban, Jacobus Haffner, Carolus Hacquardt en Quirinus van Blankenburg.

Het boek is gebonden in één band met het tweede deel van 't Uitnemend Kabinet, in 1649 gedrukt door Paulus Matthysz met werken van onder anderen B.F. de Bruin, L. Constantin, J. Dix, J. Foucart, Cornelis Janszoon Helmbreecker, Christiaen Hervrich, C. Kist, P. Luidhens, J. van Noordt, Paulus Matthysz en Johann Schop.

1646 STCN Jacob van Eyck Der fluyten lust hof Collectie Scheurleer 1 tn   1646 STCN Jacob van Eyck Der fluyten lust hof Collectie Scheurleer 2 tn

Circa 1723: Johann Christian Schickhardt, Fluitsonates op. 20:2

Collectie Musica Neerlandica

De Duitse componist Johann Christian Schickhardt (ca. 1682-1762) droeg zijn 6 sonates opus 20:2 op aan Abraham Dreyer, een Deense diplomaat in Trondheim en Kopenhagen bij wie Schickhardt rond 1723 in dienst was. Waarschijnlijk was Abraham Dreyer familie van J.K. en D.F. Dreyer aan wie Schikhardt zijn opus 16 had opgedragen.

Schikhardt onderhield nauwe banden met de Amsterdamse uitgever Estienne Roger en zijn opvolgers: zijn dochter Jeanne Roger en schoonzoon Michel-Charles Le Cene. Veel van zijn composities werden door hen op de markt gebracht. Zijn sonates, veelal voor blokfluit, zijn geschreven in een conventioneel post-Corelliaanse idioom waar in zijn tijd veel belangstelling voor was. Opmerkelijk is de snelheid waarmee Schickhardt's werken werden herdrukt door Roger's concurrenten in Londen.

In 1745 schreef Schickhardt zich in bij de Universiteit van Leiden. Het Album Studiosorum van dat jaar vermeldt dat zijn leeftijd 63 is. Waarschijnlijk is dit niet correct. Hoewel hij lange tijd in Leiden heeft gewoond en lid was van de Academie zijn er in Leiden geen sporen te vinden van zijn muzikale activiteiten.

1723 ca STCN Johann Christian Schickhardt Fluitsonates op 20 2 Collectie Musica Neerlandica 1 tn   1723 ca STCN Johann Christian Schickhardt Fluitsonates op 20 2 Collectie Musica Neerlandica 2 tn

1725: Willem de Fesch, Vioolsonates op. 4

Collectie Musica Neerlandica

Willem de Fesch (1687-1761) werd geboren in Alkmaar, maar bracht zijn jeugd door in Luik. Hij studeerde viool bij Karel Rosier en was leerling van Alphonse d'Eve. D'Eve volgde hij in 1725 op als kapelmeester aan de kathedraal van Antwerpen. In 1730 werd hij daar echter ontslagen omdat hij te ruw optrad tegen de koorknapen.

In 1731 vestigde hij zich in Londen, waar hij korte tijd de leiding had over het orkest van Georg Friedrich Händel. London was in die dagen een belangrijk muziekcentrum. De Fesch werkte daar als violist en docent maar maakte er vooral naam als componist.

Zijn oeuvre omvat onder meer missen, oratoria, toneelmuziek en verschillende bundels met concerti voor viool en concerti grossi. Zijn grote voorbeelden waren Vivaldi en Händel. Veel van zijn werken zijn helaas verloren gegaan.

De vioolsonaten opus 4 zijn gepubliceerd in Amsterdam waar hij tussen 1710 en 1725 verbleef. Ze worden gekenmerkt door virtuositeit.

1725 STCN Willem de Fesch Vioolsonates op 4 Collectie Musica Neerlandica 1 tn   1725 STCN Willem de Fesch Vioolsonates op 4 Collectie Musica Neerlandica 2 tn

1744: Pieter Hellendaal, Vioolsonates op. 1

Collectie Scheurleer

Pieter Hellendaal (1721-1799) werd als zoon van een kaarsenmaker geboren in Rotterdam. In 1732 kreeg hij zijn eerste betrekking als organist van de St. Nicolaaskerk in Utrecht. In 1737 vertrok hij voor enkele jaren naar Italië om op kosten van Mattheus Levestevenon, secretaris van de stad Amsterdam, viool te studeren bij de vioolvirtuoos Giuseppe Tartini.

Zijn eerste opus, bestaande uit zes vioolsonates, droeg Hellendaal op aan zijn mecenassen, de heer en mevrouw Lestevenon. In deze sonates, die in 1744 in Amsterdam werden gepubliceerd, demonstreerde Hellendaal de resultaten van zijn vioolstudie.

In 1749 schreef Hellendaal zich in als student aan de universiteit van Leiden. Hoewel hij om in zijn levensonderhoud te voorzien regelmatig concerten gaf voor zijn academische vrienden, zag hij uiteindelijk in Nederland geen toekomst voor zich weggelegd. Hij vertrok in 1751 naar Londen waar hij Händel ontmoette en naam gemaakt heeft als componist en musicus.

1744 STCN Pieter Hellendaal Vioolsonates op 1 Collectie Scheurleer 1 tn

1744 STCN Pieter Hellendaal Vioolsonates op 1 Collectie Scheurleer 3 tn

Circa 1750: Domingo Simono del Croebelis, Het nieuwe Hollands speelhuys

Collectie Musica Neerlandica

Over de componist Domingo Simono del Croebelis (c. 1726-1790) is niet zoveel bekend. Hij was rond 1760 lid van de Amsterdamse vrijmetselaarsloge van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden 'Concordia vincit animos'. In de tweede helft van de achttiende eeuw ontstonden overal in de Republiek vrijmetselaarsloges waar opmerkelijk veel musici lid van waren. Het was hun taak om tijdens de bijeenkomsten van de leden de zang te begeleiden. In de Haagse loge waren de meeste musici verbonden aan het hof of aan het Franse Theater; in Amsterdam verdienden de aan de loge verbonden musici een inkomen bij de Schouwburg of Felix Meritis.

Mogelijk is Croebelis als musicus ook verbonden geweest aan de Amsterdamse Schouwburg. Zijn door Arnoldus Olofson uitgegeven instrumentale bewerkingen van liedjes en dansen uit Het nieuwe Hollands speelhuys zullen ongetwijfeld daar te horen zijn geweest.

Het merendeel van de liedjes in dit driedelige werk zijn uniek en niet eerder verschenen in bijvoorbeeld de Oude en Nieuwe Hollantse Boeren Lietjes, die tussen 1701 en 1714 door Estienne Roger werden uitgegeven.

Uiteindelijk heeft Croebelis zijn werkveld verplaatst naar Kopenhagen. Uit de hofmuziekarchieven aldaar blijkt dat hij goede contacten had met adellijke personen die zijn werk afnamen. Een groot deel van zijn werk is in handschrift overgeleverd en bevindt zich in de Nationale Bibliotheek in Kopenhagen.

1750 ca STCN Domingo Simono del Croebelis Het nieuwe Hollands speelhuys Collectie Musica Neerlandica tn

1752: 'Dominique' et al., Les enfans trouvés, ou le Sultan poli par l'amour

Collectie Théâtre-Français de La Haye

Meer nog dan in de zeventiende eeuw was de opera in de achttiende eeuw een kapstok voor ondramatische muziek zoals entre-actes, balletten en liedjes. Het publiek wilde vooral vermaakt worden en de opera's werden daardoor steeds korter en ook onbenulliger. In de tweede helft van de achttiende eeuw raakte in Den Haag de zogenoemde opéra-comique in zwang.

Acteurs van de Franse Comedie vermaakten met begunstiging van het stadhouderlijke hof avond aan avond de notabelen en adellijke lieden met luchtige, satirische toneelstukjes waarin zowel gezongen als gesproken werd.

De melodieën waren vaak afkomstig uit het volksliedrepertoire of uit populaire opera's. Op één avond werden meestal meerdere korte opera's, vaudeville's, baletten en intermedes achter elkaar opgevoerd. Soms werden teksten en muziek ter plekke geimproviseerd, al dan niet inspelend op een actualiteit.

Les enfans trouvés is een parodie op de tragedie Zaïre die de Franse filosoof Voltaire in 1734 publiceerde. Om van succes verzekerd te zijn, werden vaak bekende stukken gebruikt om te parodiëren. Op zaterdag 26 mei 1736 werd tijdens de jaarmarkt in Den Haag het treurspel Zaïre uitgevoerd met als naspel de parodie Les enfans trouvés. Het niveau van deze uitvoeringen moet bijzonder slecht zijn geweest omdat de acteurs geen geschoolde zangers waren, hetgeen blijkt uit een ooggetuigenverslag van de staatsman Onno Zwier van Haren.

In de collectie Théâtre-Français de la Haye bevindt zich het libretto, uitgegeven door de Amsterdamse boekhandelaar Jean François Jolly in 1752. Dezelfde tekst was in 1735 ook al eens uitgegeven door de Utrechtse boekhandelaar Etienne Néaulme in de abonnementreeks Le nouveau theatre françois.

1758: Jean Jacques Rousseau, Le devin de village

Collectie Théâtre-Français de La Haye

Heftige polemieken die in Frankrijk door middel van pamfletten werden uitgevochten, hebben de opéra-comique uiteindelijk op een hoger plan getild. De muziek kreeg een prominentere rol.

Le devin de village van de Franse filosoof Jean Jacques Rousseau is de eerste opéra-comique waarin alle muziek nieuw gecomponeerd was. Rousseau schreef de tekst en componeerde zelf de muziek. Hij paste de principes toe van de Italiaanse 'opera buffa'-stijl. Het stuk werd voor het eerst opgevoerd aan het Franse hof van Louis XV en Madame de Pompadour in Fontainebleau in 1752. Een jaar later ging het in première bij de Parijse Opéra en in 1754 werd het voor het eerst opgevoerd in Den Haag.

Le devin de village (de waarzegger van het dorp) gaat over de ware liefde tussen de twee geliefden Colin en Colette. In de Scheurleer-collectie bevindt zich een autograaf van de partituur. Waarschijnlijk heeft Rousseau deze speciaal geschreven voor zijn patroon aan het koninklijk hof.

Het werk is meerdere keren geparodieerd en bewerkt. In 1754 verscheen de toneelbewerking Les amours de Bastien et Bastienne dat in 1768 door de toen twaalfjarige Mozart op muziek werd gezet (KV 50).

Het libretto in de collectie Théâtre-Français de la Haye is in 1758 gedrukt in Amsterdam bij de weduwe van Jean François Jolly. Een paar jaar eerder, in 1754, was de tekst uitgegeven door de Haagse boekhandelaar Pierre Gosse jr.

1758 STCN Jean Jacques Rousseau Le devin de village Collectie Theatre Francais 2 tn   1758 STCN Jean Jacques Rousseau Le devin de village Collectie Theatre Francais 3 tn

1762: Friedrich Schwindl, Zes symfonieën op. 1

Collectie Musica Neerlandica

Friedrich Schwindl (1737-1786) was werkzaam in Duitsland, Zwitserland en Nederland als violist, fluitist, klavecinist, docent en ook componist. Waarschijnlijk is hij in Amsterdam geboren. In 1770 werkte hij korte tijd als concertmeester aan het Hof van stadhouder Willem V in Den Haag. Tijdens zijn verblijf in de residentie gaf hij onder meer les aan de Duitse clavinist en componist Johann August Just (c. 1750-1791). Just werd rond 1767 benoemd als muziekmeester van prinses Wilhelmina van Pruisen, de vrouw van Willem V.

Zijn muziek was destijds zeer in de mode en werd in Nederland voornamelijk uitgegeven door de grote muziekuitgever Johann Julius Hummel in Amsterdam. Schwindl schreef symfonieën in de stijl van de Mannheimers. Zijn opus 1, die bestaat uit zes symfonieën geschreven voor twee violen, alt, bas, twee hobo's en twee jachthoorns, is een co-productie met Burchard Hummel in Den Haag, de broer van Johann Julius.

1767: Johann Christian Bach, Zes sonates voor twee violen op. 4

Collectie Casa del Violino, Willem Noske

Johann Christian Bach (1735-1782), de jongste zoon van Johann Sebastian Bach, staat ook wel bekend is als de Londense Bach. Hij vestigde zich in 1762 in Londen dat op dat moment het centrum was van de Europese opera. Hij gaf samen met de componist en gambaspeler Karl Friedrich Abel openbare concerten die uniek waren voor de tijd.

Doordat hij aantrekkelijke lichte, "empfindsame" muziek schreef, was hij buitengewoon populair in Londen. Veel succes had hij met zijn opera's. De jonge Wolfgang Amadeus Mozart raakte met hem bevriend toen hij in 1765 in Londen verbleef. Mozart bewonderde zijn muziek en bewerkte drie sonatas uit Bachs opus 5 tot klavecimbelconcerten (KV 107/1-3). In de vroege werken van Mozart herkent men de stijl van Johann Christian.

Willem Noske had duidelijk minder waardering voor Bachs sonates opus 4 voor twee violen en basso continuo. Met potlood schreef hij per deel de waarderingen in de kantlijn: 'onvoldoende', 'matig', 'vrij goed', 'gaat wel' of 'goed'.

De sonates opus 4 werden in 1767 gedrukt door de Amsterdamse drukker J.J. Hummel die in de tweede helft van de achttiende eeuw werkzaam was in Amsterdam. In 1774 verplaatste hij zijn hoofdkantoor naar Berlijn. Al eerder waren deze sonates in London en Parijs verschenen.

1767 STCN Johann Christian Bach Zes sonates v twee violen op 4 Collectie Casa del Violino Willem Noske 1 tn   1767 STCN Johann Christian Bach Zes sonates v twee violen op 4 Collectie Casa del Violino Willem Noske 2 tn

1775: Jean-François Marmontel, La fausse magie

Collectie Théâtre-Français de La Haye

In Den Haag werden in de achttiende eeuw opmerkelijk veel Franse theaterwerken uitgegeven, vooral door Henrik Constapel die sinds 1755 lid was van het Haagse boekverkopersgilde. Naast verzamelwerken publiceerde hij tussen 1758 en 1772 samen met Charles Lefebure honderden losse uitgaven. Vanuit het gehele land kochten belangstellenden theaterteksten en libretto's bij Constapel. Het ging meestal om de nieuwste stukken uit Parijs die nog niet door de Haagse Franse Comedie gespeeld waren.

In de tweede helft van de achttiende eeuw kreeg de opéra-comique een meer romantische ondertoon en werden brandende sociale kwesties, die Frankrijk tijdens de jaren vóór de Revolutie bezighielden, vrijmoedig behandeld. Ook werd de rol van de componist steeds belangrijker. De Luikse componist André Ernest Modeste Grétry (1741-1813) was in die tijd een van de meest geliefde theatercomponisten. Grétry vestigde zich in 1767 in Parijs. Hij blonk uit in het genre van de opéra-comique en werd een graag geziene gast aan het Franse hof.

Koningin Marie-Antoinette werd zelfs meter van een van zijn dochters. Na de Franse Revolutie wist Grétry via handige manoeuvres in de gunst te komen van het nieuwe bewind. Zo was hij één van de allereersten die door Napoleon benoemd werd tot ridder in het Legioen van Eer (1795). Grétry schreef in totaal 66 opera's. De meeste hadden veel succes in hun tijd.

La fausse magie werd voor het eerst uitgevoerd in Parijs in 1775 door de Comédie-Italienne. Het libretto van Jean-François Marmontel in de collectie Théâtre-Français de La Haye is in datzelfde jaar gedrukt door Henrik Constapel. De opera werd een jaar later in 1776 voor het eerst in Den Haag opgevoerd.

1775 STCN Marmontel La fausse magie Collectie Theatre Francais 1 tn

Circa 1785: Luigi Boccherini, Zes strijkkwartetten op. 32

Vioolcollectie Willem Noske

De Italiaanse cellovirtuoos en componist Luigi Boccherini (1743-1805) vestigde zich in 1769 in Madrid. Hij hoopte op een aanstelling aan het koninklijk hof, maar werd uiteindelijk in 1778 als componist aangenomen door de broer van de Spaanse koning Karel III.

Nadat zijn broodheer in 1785 was overleden, kreeg hij een aanstelling bij Frederik Willem II, die in 1786 zijn oom Frederik de Grote opvolgde als koning van Pruisen en die zeer verdienstelijk cello speelde. In ruil voor een riant jaarinkomen moest Boccherini exclusief voor hem strijkkwartetten en kwintetten componeren. Helaas overleed ook deze mecenas, in 1787. Boccherini werd daardoor voor zijn inkomsten afhankelijk van zijn uitgevers waarmee hij moeizame relaties onderhield.

De zes strijkkwartetten die Boccherini in 1780 componeerde als opus 32 werden in 1782 gepubliceerd door de Weense uitgever Artaria als opus 33. In 1785 verschenen ze ook bij Le Duc in Parijs en omstreeks dezelfde tijd bij de Duitse componist en uitgever Joseph Schmitt die in Amsterdam werkzaam was.

De werken van Boccherini zijn in de vioolcollectie van Willem Noske ruim vertegenwoordigd.

1785 ca STCN Luigi Boccherini Zes strijkkwartetten op 32 Collectie Casa del Violino Willem Noske 1 tn   1785 ca STCN Luigi Boccherini Zes strijkkwartetten op 32 Collectie Casa del Violino Willem Noske 2 tn

 

Over de auteur
Ellen Kempers studeerde muziekwetenschappen aan de Universiteit van Utrecht. Na haar doctoraal examen heeft zij als zelfstandig journalist, assistent-conservator bij de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek van de UU en als bibliothecaris bij het NMI gewerkt, hierna is zij leraar in het basisonderwijs geworden.